NIEUWE WEBSITE
Welkom bij de vernieuwde website van Ars Floreat.
Na ruim 21 jaar in het rood, houden we het voorlopig bij blauw. En dat is niet alles: de leesbaarheid op smartphones is gelukkig veel beter geworden en zo zijn er nog wel een paar dingen te ontdekken. Stel b.v. eens een vraag aan Plato, onze (AI) huisfilosoof, dat kan hier.
De komende tijd zijn we nog bezig met (vooral kleine) verbeteringen.
We hopen dat u er iets aan heeft.
Marcus Aurelius Antoninus
Hoe snel verdwijnt toch alles! De lichamen zelf verdwijnen in het Heelal en de herinnering eraan in de Eeuwigheid. Zo is het met alle zichtbare dingen en zeker met alles wat begeerlijk is of wat afschrikt door pijn of wat toegejuicht wordt uit verdwazing, hoe onbetekenend, verachtelijk, grof, vergankelijk en dood! Dit is iets om bij stil te staan voor wezens die het vermogen hebben om te denken. Wat voor mensen zijn zij, wier meningen en uitspraken van een juist oordeel getuigen? Wat is sterven voor iets en het feit, dat iemand die de dood op zich beschouwt en deze door het onderscheidingsvermogen los kan zien van verbeeldingen erover, niet langer meent dat het iets anders is dan een werking van de Natuur. Maar wanneer iemand bang is voor een werking van de Natuur, is hij als een kind; het is trouwens niet alleen een werking van de Natuur, maar dient ook tot haar nut.
Overpeinzingen II:12
Zelfs indien het uw bestemming is om drieduizend jaar te leven, of zelfs dertigduizend jaar, blijf u dan evenwel herinneren dat niemand een ander leven verliest dan dat wat hij op dat moment heeft. Het langste leven komt dus op hetzelfde neer als het kortste. Want het moment van nu is voor allen gelijk en wat we verliezen is niet van ons; het blijkt dus een zeer kort moment te zijn waarvan wij afstand doen. Niemand immers kan van het verleden of van de toekomst afstand doen. Want hoe kan iemand verliezen wat hij niet bezit? Wij moeten dus deze twee dingen in gedachten houden: Het ene is dat alles er in de eeuwigheid hetzelfde uitziet en zich steeds herhaalt en dat het dus niet uitmaakt of iemand de dingen ziet in een tijdvak van honderd jaar, van tweehonderd jaar of in de oneindigheid. Het andere is dat zowel hij die zeer lang leeft als hij die zeer jong sterft, beiden van hetzelfde afstand doen. Een mens kan slechts van het heden beroofd worden, want dat is het enige wat hij bezit; wat hij niet bezit, kan hij niet verliezen.
Overpeinzingen II:14
Hippocrates genas vele zieken, totdat hij zelf ziek werd en stierf. De Chaldeeën hebben de dood van velen voorspeld, vervolgens heeft het lot zich ook van hen meester gemaakt. Alexander, Pompejus en Gaius Caesar hebben herhaaldelijk hele steden met de grond gelijk gemaakt en ontelbaar veel paarden en voetknechten op het slagveld neergehouwen, maar ook zij hebben op zekere dag het leven gelaten. Heraclites heeft zich intensief bezig gehouden met de kennis der natuur en de ondergang van de wereld door vuur, en is daarna aan waterzucht gestorven, gewikkeld in een verband van koemest. Luizen veroorzaakten de dood van Democritus, en een ander soort luizen die van Socrates.
Waarom weifelt ge? Ge zijt aan boord gegaan, ge hebt het zeil gehesen en ge zijt aan het einde van de reis. Stap van boord; indien ge een ander leven ingaat, zult ge ook daar de goden vinden, en indien ge in een staat zonder zintuiglijke indrukken komt, zult ge niet meer onderworpen zijn aan de wisselvalligheden van genot en pijn. Evenmin zult ge overgeleverd zijn aan het lichaam, dat alles vergaart en zoveel minder is dan datgene wat het dient. Want dit is het intellect en van goddelijke statuur, en dat is stof en vuil.
Overpeinzingen III:3
Behoud alleen dit weinige en ontdoe u van al het andere, in het besef dat ieders leven slechts kortstondig is en zich alleen in het nu afspeelt; al het andere is verleden tijd of ligt in de toekomst besloten. Hoe kort is ons leven toch en hoe klein het hoekje van de aarde waarop wij leven! Kort is de roem, hoe lang hij ons ook overleeft, die wordt doorgegeven door mensen die zelf spoedig zullen sterven en die niet eens iets van zichzelf weten, laat staan van iemand die lang geleden gestorven is!
Overpeinzingen III:10
Indien een van de goden u zou zeggen dat ge morgen of in ieder geval de dag daarop zoudt sterven, dan zou het u niet zoveel uitmaken of het overmorgen of morgen was, of ge moest wel bijzonder kleingeestig zijn, want wat maakt dat voor verschil? Net zo moet ge het van weinig belang achten of ge zult sterven na een reeks van jaren, of morgen.
Overpeinzingen IV:47
Houd voortdurend in gedachten hoeveel geneesheren, die hun wenkbrauwen plachten te fronsen over hun patiënten, nu dood zijn; en ook hoeveel astrologen, die met veel vertoon de dood van anderen hebben voorspeld; en hoeveel filosofen, die eindeloze betogen hielden over dood en onsterfelijkheid; en hoeveel legeraanvoerders, die zelf velen van het leven beroofden; hoeveel tirannen, die met ongehoorde bruutheid beschikten over dood en leven van anderen alsof zij zelf onsterfelijk waren; en hoeveel complete steden gestorven zijn, als ik het zo mag noemen: Helice en Pompeji en Herculaneum en talloze andere.
Herinner u vervolgens één voor één alle mensen die ge gekend hebt: de een begraaft de ander, om daarna zelf op zijn sterfbed te liggen en door een derde begraven te worden. Dit alles binnen korte tijd. Kortom, besef immer hoe kortstondig en nietig het menselijk bestaan is; gisteren nog slechts een weinig slijm, morgen een gebalsemd lichaam of as.
Breng de korte spanne tijds hier op aarde door in harmonie met de Natuur en ga dan vol gratie heen, zoals een rijp geworden olijf op de grond valt, de aarde lovend en vol dankbaarheid jegens de boom die haar voedde.
Overpeinzingen IV:48
Een heel gewoon, maar toch doeltreffend hulpmiddel om te leren de dood niet te vrezen, hebt ge wanneer ge u de mensen voor de geest haalt die zich hardnekkig aan het leven vastklampten. Waren zij er soms beter aan toe dan anderen die een vroege dood stierven? Het lijdt geen twijfel dat ook zij uiteindelijk ergens begraven liggen, zoals Cadicianus, Fabius, Julianus, Lepidus en anderen die velen naar hun graf droegen om vervolgens zelf naar hun graf te worden gedragen. Klein is het verschil in tijd en hoe werd deze doorgebracht, in welk gezelschap en in wat voor een nietig lichaam? Het is niet van zoveel belang. Kijk maar eens achter u en zie de gapende afgrond van de tijd; zie voor u uit, ook daar de oneindigheid. Wat is dan het verschil tussen een zuigeling van drie dagen en een stokoude man?
Overpeinzingen IV:50
Laat het geen verschil maken of ge de dingen die u te doen staan, moet verrichten bibberend van de kou of bij aangename temperatuur, half slaperig of na voldoende slaap, onder kwaadaardig gemor of onder applaus, of wat ge verder ook maar doet en zelfs wanneer ge sterft. Want ook het sterven is een van de dingen die bij het leven horen. Dus ook daarbij wordt slechts gevraagd de handeling van het moment goed te verrichten.
Overpeinzingen VI:2
De dood is de plaats waar wij uitrusten van onze zintuiglijke indrukken, van de stuiptrekkingen van onze begeerten, van de dooltochten van ons denken en van de dienstbaarheid aan het vlees.
Overpeinzingen VI:28
Hoevelen die tegelijk met mij ter wereld kwamen, hebben haar alweer verlaten!
Overpeinzingen VI:56
Beschouw uzelf als iemand die gestorven is en zijn leven gehad heeft; leef de tijd die u nog rest in harmonie met uw ware natuur.
Overpeinzingen VII:56
Zitten Pantheia of Pergamus nu nog bij het graf van hun gemaal? En Gabrias of Diotimus bij dat van Hadrianus? Belachelijk; maar wat dan nog? Zelfs als zij dat deden, zouden de doden het dan merken en zo zij het merkten, zouden zij er dan vreugde uit putten? Als zij er zich toch over zouden verheugen, zouden de treurenden dan onsterfelijk worden? Is het niet zo, dat het lot bepaalt dat ook zij oud worden en sterven? Wanneer zij later sterven, wat zouden de doden dan voor hen moeten doen? Dit hele lichaam is slechts een zak vol vuil, bloed en afval.
Overpeinzingen VIII:37
Wie de dood vreest, is bang voor of het ophouden of het veranderen van waarneming. In het eerste geval houdt ook het waarnemen van leed op, en in het tweede geval verwerft ge slechts een andere vorm van waarnemen en dus een ander leven en hebt ge niet opgehouden te leven.
Overpeinzingen VIII:58
Gij moet de dood niet geringschatten, maar hem als iets goeds beschouwen. De natuur heeft het immers zo gewild. De jeugd, de ouderdom, het groeien en het tot volle wasdom komen, tanden krijgen, baardgroei en vergrijzen, een kind verwekken, zwanger zijn en baren en alle andere natuurlijke verrichtingen behoren tot bepaalde levensfasen. Hetzelfde geldt voor het sterven. Wanneer men dit dus met betrekking tot de mens heeft overwogen, dient gij de dood niet onverschillig, gehaast of overmoedig tegemoet te treden, maar haar geduldig af te wachten als een van die natuurlijke processen, en zoals gij nu het moment afwacht waarop een kind de schoot van uw vrouw verlaat, moet gij ook het uur verbeiden waarop de ziel dit omhulsel loslaat.
Overpeinzingen IX:3
Zie toe op de eindeloze mensenscharen en hun talloze ceremoniën, hun reizen bij storm en windstilte, en de veelsoortige wezens die tot bestaan komen, met elkaar leven en weer sterven. Overweeg het leven in vroeger tijden, het leven dat na u komt en het leven dat vreemde volkeren nu leiden. Denk eens aan al die mensen die uw naam niet kennen, de talrijke die deze spoedig zullen vergeten en aan al diegenen die wellicht nu hun bijval betuigen, maar u spoedig zullen minachten. Zo zijn ook uw nagedachtenis, roem en al het andere van geen enkele betekenis.
Overpeinzingen IX:30
Al wat ge ziet zal spoedig vergaan, maar ook in uw ogen die dit afsterven gadeslaan, zal het licht spoedig uitdoven. Jong of oud, in het sterven zijn allen gelijk.
Overpeinzingen IX:33
Elk deel van het geheel, al wat van nature door de kosmos wordt omvat, moet eens sterven, dat wil zeggen, het zal in een andere vorm overgaan. Als dit proces van nature slecht zou zijn, dan zou het geheel, waarvan de delen telkens in iets anders overgaan en op allerlei verschillende wijzen op het sterven worden voorbereid, zich niet met zo’n schoonheid kunnen ontwikkelen. Want dan zou de natuur zichzelf kwaad doen en noodgedwongen in het verderf worden gestort of het zou haar ontgaan dat dit gebeurde; zowel het één als het ander is ondenkbaar. Zelfs als wij in de schepping de natuur buiten beschouwing laten, is het belachelijk dat wij, hoewel de delen van het geheel geschapen zijn om te veranderen, toch verbaasd en ontstemd zijn als iets zich volgens de natuur voltrekt en oplost in datgene waaruit het is opgebouwd.
Overpeinzingen X:7
Wanneer gij u bovenmatig aan iets ergert of u ongelukkig voelt, bedenk dan hoe kortstondig een mensenleven is en dat wij allen na een wijle in de armen van de dood liggen uitgestrekt.
Overpeinzingen XI:18
Wie een kind omhelst, zei Epictetus, zou inwendig moeten zeggen: ‘Morgen ga je misschien wel dood’. Hoe kan iemand zoiets zeggen? ‘Heel eenvoudig’, antwoordde dan Epictetus, ‘alles wat een natuurlijk proces aanduidt kan gezegd worden. Of is het soms verkeerd te spreken over het oogsten van het koren?’
Overpeinzingen XI:34
Zie hoe onvermijdelijk het is dat lichaam en ziel tegenover het feit van de dood gesteld worden. Besef de kortstondigheid van het leven, het vervloeien van verleden en toekomst en de vergankelijkheid van de hele stoffelijke wereld.
Overpeinzingen XII:7
Wat verlangt ge? In leven blijven? Waarnemen dan? Of handelen? Groei wellicht? Of juist sterven? Het gebruik van de stem? De bezigheden van de geest? Als u deze wensen echter gemakkelijk naast u neer kunt leggen, dan leeft ge tenslotte in overeenstemming met de Rede en met God. Het is in strijd met de eerbied voor de Rede en voor God bedroefd te zijn over het feit dat men door de dood van al die zaken wordt beroofd.
Overpeinzingen XII:31
Voor Dood en sterven zie: Dood en sterven
Voor Overpeinzingen (inleiding) zie: Inleiding
Voor Overpeinzingen (boek) zie: Uitgaven
Voor Overpeinzingen (download) zie: Overpeinzingen.pdf