NIEUWE WEBSITE
Welkom bij de vernieuwde website van Ars Floreat.
Na ruim 21 jaar in het rood, houden we het voorlopig bij blauw. En dat is niet alles: de leesbaarheid op smartphones is gelukkig veel beter geworden en zo zijn er nog wel een paar dingen te ontdekken. Stel b.v. eens een vraag aan Plato, onze (AI) huisfilosoof, dat kan hier.
De komende tijd zijn we nog bezig met (vooral kleine) verbeteringen.
We hopen dat u er iets aan heeft.
Plato – Mythe van Er – over het leven na de dood
Sokrates spreekt, Glaukoon luistert en reageert
– Dat zijn dus de prijzen, beloningen en geschenken die een rechtvaardig mens bij zijn leven ontvangt van goden en mensen, naast de zegeningen die de rechtvaardigheid zelf hem brengt, zei ik.
– Ze zijn werkelijk prachtig en waardevol, zei hij.
– Maar toch stelt dit alles nog niets voor vergeleken bij wat de rechtvaardige en de onrechtvaardige mens na de dood te wachten staat, zei ik. Dat verhaal moet ge nog vernemen, want alleen dan zullen beiden het volle deel krijgen van wat wij hun in onze discussie nog verschuldigd zijn.
– Vertel maar, zei hij. Ik wil niets liever horen.
– Ik zal u geen uitvoerig verhaal vertellen zoals aan Alkinoos werd verteld, zei ik, maar het verhaal van een dapper man, Er genaamd, de zoon van Armenios en een Pamphyliër van geboorte. Hij was gesneuveld in een oorlog, en toen men de lijken, die reeds tot ontbinding waren overgegaan, na tien dagen wegdroeg, werd hij – nog ongeschonden – naar huis gebracht om te worden begraven. Op de twaalfde dag, toen hij reeds op de brandstapel lag, kwam hij weer tot leven, waarna hij vertelde wat hij in de onderwereld had gezien.
Toen hij de geest gegeven had, zo vertelde hij, ging hij met vele anderen op reis en kwam tenslotte in een wonderlijke landstreek terecht, waar naast elkaar twee spleten in de aarde te zien waren, en recht boven iedere spleet in de aarde een spleet in de hemel. Daar tussenin zaten rechters, die na het vellen van een vonnis de rechtvaardigen de rechterkant opstuurden, omhoog door de hemel heen. Dezen werden eerst nog van voren behangen met het teken van hun vonnis. De onrechtvaardigen stuurden ze naar links, naar beneden. Ook zij droegen een teken van alles wat ze gedaan hadden, maar nu aan de achterkant.
Toen hij zelf bij de rechters kwam, zeiden ze dat hij de mensheid moest gaan vertellen wat er aan gene zijde gebeurde. Ze spoorden hem aan zijn ogen en oren goed open te houden bij alles wat zich ter plaatse afspeelde. Hij zag daar door de spleten aan de ene kant mensen vertrekken naar de hemel of naar de aarde, volgens het oordeel dat was geveld. Aan de andere kant zag hij door de ene spleet mensen uit de aarde omhoog komen die waren overdekt door vuil en stof, en door de andere spleet erboven zag hij gelouterde mensen afdalen uit de hemel. Steeds kwamen er mensen aan, en het leek of ze een lange tocht achter de rug hadden. Ze betraden verheugd de weide om zich daar een plaats te zoeken, alsof er een feestelijke bijeenkomst was. Bekenden begroetten elkaar. Kwamen ze uit de aarde, dan informeerden ze bij anderen hoe het boven was, en als ze uit de hemel kwamen, wilden ze weten hoe het beneden toeging. Zij vertelden elkaar hun belevenissen, sommigen jammerend en huilend, omdat ze zich de vele verschrikkingen herinnerden, die ze hadden ondergaan en gezien op hun tocht onder de aarde, een tocht die duizend jaar had geduurd. De anderen, die uit de hemel kwamen, maakten gewag van gelukservaringen en visioenen van een schoonheid die iedere beschrijving te boven gaat.
Het zou te veel tijd kosten om alle verhalen te vertellen, Glaukoon, maar Er zei er het volgende van. Voor al het onrecht dat ze ooit anderen hadden aangedaan, kregen zij op hun beurt de straf tienvoudig uitgemeten. De maat hiervoor was een periode van honderd jaar voor ieder mens, wat beschouwd wordt als de duur van een mensenleven, zodat het boeten voor de misdaad tienmaal zo lang duurt. Wanneer iemand bijvoorbeeld betrokken is bij de dood van vele mensen, of zijn vaderland of leger verraadt waardoor zijn medeburgers en strijdmakkers tot slaaf werden gemaakt, of betrokken is bij ander onrecht, dan zal hij voor iedere misdaad een tienvoudig lijden terugkrijgen. Wanneer anderzijds iemand een weldoener is en als rechtvaardig en heilig mens leeft, dan zal hij een beloning ontvangen die daarmee in overeenstemming is. Over kinderen die vlak na hun geboorte sterven zei hij weer andere dingen die nu niet terzake doen. Ten aanzien van vroomheid sprak hij van nog grotere beloningen, en op gebrek aan eerbied voor goden en ouders en op eigenhandig gepleegde moord stonden volgens hem nog strengere straffen.
Eens vroeg iemand in het bijzijn van Er: waar is Ardiaios, de Grote? Deze Ardiaios was dictator geweest in een van de steden van Pamphylië, precies duizend jaar geleden, en hij had zowel zijn oude vader als zijn oudere broer vermoord, naar men zei, en nog vele andere gruwelen bedreven. Hij is nog niet teruggekeerd, was het antwoord van Er, en het is niet waarschijnlijk dat hij ooit terug zal komen. Zijn aanblik was werkelijk een van de verschrikkelijkste schouwspelen die we te zien hebben gekregen. Toen we dicht bij de mond van de spleet waren en op het punt stonden naar boven te gaan, na al deze kwellingen te hebben gezien, kregen we plotseling Ardiaios in het oog met een aantal anderen, van wie de meesten, denk ik, ook tyrannen waren geweest. Maar er waren ook gewone burgers bij die zeer grote misdaden hadden gepleegd. Zij dachten dat ze eindelijk omhoog konden, maar de spleet nam hen niet op en stootte een gebrul uit, telkens wanneer een van de misdadigers of iemand die niet voldoende had geboet, naar boven probeerde te komen. Er stonden daar mannen, vertelde hij, woest en vurig om te zien, die op het horen van het gebrul de mensen vastgrepen en wegvoerden. Ardiaios en die anderen bonden ze de handen, de voeten en het hoofd vast. Ze smeten hen op de grond en ranselden hen af. Vervolgens sleepten ze hen door het struikgewas langs de kant van de weg, waar de doornen hen openreten. Daarbij vertelden ze aan ieder die voorbij kwam waarom deze mensen zo werden behandeld, en zeiden dat ze op weg waren om hen in de Tartaros te gooien. De mensen stonden daarginds duizend en één angsten uit, zei Er, maar de ergste angst voor iedereen was wel om het gebrul van de spleet te horen wanneer er iemand naar boven wilde gaan. En heel groot was de opluchting als het stil bleef zodat er iemand kon opstijgen.
Dat waren zo ongeveer de straffen en vergeldingen, en de beloningen zagen er precies tegengesteld uit. Nadat een groep mensen zeven dagen lang in de weide had vertoefd, moesten ze zich de achtste dag opmaken om verder te reizen. Na vier dagen kwamen ze op een plaats vanwaar ze een rechte baan licht zagen, als een zuil, die van boven af de hele hemel en aarde doorsneed. Het leek nog het meeste op een regenboog, maar was helderder en zuiverder. Na nog een dag reizen bereikten ze dat licht en middenin dat licht zagen ze de uiteinden van lichtkoorden die uit de hemel naar beneden waren gespannen. Dit licht is het verband van de hemel, want net zoals bij bepaalde schepen een gordel van touwen het verband geeft, zo houdt dit licht de hele kringloop van het universum bijeen. Tussen de uiteinden van de lichtkoorden is de spinspoel gespannen van Anangke, de godin van het onvermijdelijke, die alle kringlopen veroorzaakt. De stang en de haak voor het spinnen zijn gemaakt van staal, en de wervel van de spinspoel bestaat uit een legering van dit staal met andere metalen. De vorm van deze wervel lijkt op die van een wervel aan de spinspoel, maar uit de beschrijving van Er moeten we opmaken dat er in één grote holle en uitgediepte wervel nog net zo één besloten ligt die wat kleiner is en er precies in past, zoals schalen in elkaar passen. Op dezelfde manier passen daarin weer een derde wervel en een vierde, en nog vier andere. Zo zijn er in totaal acht wervels, de één binnen de ander, en om de rand van iedere wervel is een ring bevestigd. Bij elkaar vormen ze de rug van één wervel, rondom een stang die dwars door het midden van de achtste wervel is gedreven. De eerste wervel, die het meest aan de buitenkant ligt, heeft de breedste ring. De zesde wervel heeft op één na de breedste ring. De ring van de vierde wervel is de derde in breedte, die van de achtste de vierde, die van de zevende de vijfde, die van de vijfde de zesde, die van de derde de zevende en die van de tweede de achtste. De ring van de grootste wervel is veelkleurig, die van de zevende is het helderst en die van de achtste krijgt zijn kleur van de zevende, die hem verlicht. De kleuren van de tweede en de vijfde lijken op elkaar, en ze zijn geler dan de eerstgenoemde twee. De derde is het witst van kleur, de vierde enigszins rood, en de zesde heeft na de derde de meest witte kleur. De draaiende spinspoel wentelt rond in een bepaalde richting, maar binnen het rondwentelende geheel draaien de zeven binnenste ringen langzaam in de tegenovergestelde richting. Van die zeven ringen draait die van de achtste wervel het snelst, daarop volgen die van de zevende, de zesde en vijfde wervel, die even snel gaan. De mensen kregen de indruk dat de ring van de vierde wervel heen en weer beweegt met de op twee na grootste snelheid, terwijl de ring van de derde wervel de op drie na grootste, en die van de tweede de op vier na grootste snelheid heeft. De spoel zelf draait rond op de schoot van Anangke. Boven op de rand van iedere ring zit een Sirene die meedraait en één klank op één toon laat klinken. Alle acht tonen samen klinken als één enkele toonladder. Rondom Anangke zitten nog drie andere godinnen op gelijke afstanden van elkaar, ieder op een eigen troon. Het zijn de Moiren of Schikgodinnen, dochters van Anangke. Ze zijn in het wit gekleed en dragen een hoofdband. Deze Schikgodinnen, Lachesis, Klotho en Atropos, zingen in harmonie met de Sirenen. Lachesis bezingt het verleden, Klotho het heden en Atropos de toekomst. Klotho helpt van tijd tot tijd de buitenste wervel van de spinspoel ronddraaien door met de linkerhand een duwtje te geven. Atropos helpt met haar linkerhand de binnenste wervels, en Lachesis helpt alle wervels, nu eens met haar rechterhand, dan weer met haar linker.
Toen Er en de andere mensen daar waren aangekomen, moesten ze onmiddellijk naar Lachesis gaan. Maar eerst stelde een heraut hen ordelijk op, nam uit de schoot van Lachesis loten en levenspatronen, besteeg een hoog spreekgestoelte en sprak: ‘Luister naar het woord van Lachesis, de maagdelijke dochter van Anangke. Onbestendige mensen, ge staat aan het begin van een nieuwe cirkelgang als sterveling, waar geboorte voert tot de dood. Geen godheid zal voor u het lot werpen, maar ge zult zelf uw eigen godheid kiezen. Laat degene aan wie het eerste lot toevalt, het eerste zijn leven kiezen. Hieraan zal hij dan onvermijdelijk zijn gebonden. Het goede is niet gebonden, en ieder zal er meer of minder deel aan hebben, naarmate hij het goede eert. De verantwoordelijkheid ligt bij degene die de keuze maakt. God Zelf staat erbuiten.’
Na deze woorden wierp de heraut de loten over allen uit en ieder raapte het lot op dat naast hem was neergevallen, behalve Er zelf, want hij mocht niet. Nu was het voor ieder die een lot had opgeraapt duidelijk welk nummer hij had. Daarna spreidde de heraut de levenspatronen voor hen uit op de grond, veel meer dan er mensen waren. Het waren levens van allerlei soort: van dieren en van mensen. Er waren levens bij van tyrannen van wie sommigen tot het einde toe tyran bleven, maar ook van tyrannen die tijdens hun leven ten val kwamen en eindigden in armoede en ballingschap, waarbij ze tot de bedelstaf geraakten. Er waren levens bij van mensen die beroemd waren om hun gestalte, hun schoonheid, hun lichaamskracht en hun succes bij wedstrijden, of om hun edele geboorte en de voortreffelijke eigenschappen van hun voorouders. Ook waren er levens bij van mensen met een slechte reputatie. Dit alles gold zowel voor vrouwen als voor mannen. De eigenschappen van de mens waren echter niet bij het levenspatroon inbegrepen, omdat de keuze van een ander leven noodzakelijkerwijs een ander soort mens met zich meebrengt. De overige omstandigheden waren wel vermengd met elkaar en hielden verband met rijkdom en armoede, met ziekte en gezondheid, waarbij ze soms het midden hielden tussen deze uitersten.
Daarin, mijn beste Glaukoon, schuilt blijkbaar het grootste gevaar voor de mens. En dat is de reden waarom ieder van ons alles op alles moet zetten, met verwaarlozing van andere vormen van wetenschap, om naar een bepaalde kennis op zoek te gaan en zich deze eigen te maken. De mens moet weten hoe hij iemand kan vinden en herkennen, die hem de bekwaamheid en ervaring kan bijbrengen om een nuttig leven van een nutteloos leven te onderscheiden, zodat hij altijd en overal uit alle mogelijkheden de juiste kiest. Hij zal zich bovendien bij alle omstandigheden die we tot nu toe hebben besproken, moeten afvragen wat voor invloed ze hebben op een vruchtbaar leven, zowel in combinatie als afzonderlijk. Zo kan hij weten of schoonheid vermengd met armoede of rijkdom bij een bepaalde karakterstructuur een goede of slechte uitwerking heeft. Dan kent hij ook de uitwerking van een edele of nederige afkomst, van het leven als gewoon burger of als ambtsdrager, van kracht of zwakheid, van een snel of traag bevattingsvermogen, en van alle andere aangeboren of verworven eigenschappen van de mens in hun onderlinge combinatie. Hierdoor zal hij, de aard van de mens indachtig, in staat zijn uit al deze mogelijkheden een redelijke keuze te maken en een beter van een slechter levenspatroon te onderscheiden. Slecht noemt hij dan een leven dat de mens onrechtvaardiger maakt, goed een leven dat de mens rechtvaardiger maakt. Andere criteria laat hij niet meetellen. We hebben immers gezien dat zo de beste keus wordt gemaakt, zowel tijdens het leven als daarna. Met deze rotsvaste overtuiging moet de mens naar het huis van Hades gaan, zodat hij zich ook daar niet van zijn stuk laat brengen door rijkdom en andere verleidingen, en zich niet tot de rol van een tyran of iets dergelijks laat verleiden, waardoor hij veel onherstelbaar leed aanricht en zelf nog meer leed ondergaat. Hij moet altijd het leven van het juiste midden kiezen en de uitersten naar beide kanten zoveel mogelijk vermijden, zowel in het leven dat hij nu leidt als in toekomstige levens. Want zo bereikt de mens het hoogste geluk!
Verder vertelde Er dat de heraut nog het volgende zei: ‘Zelfs voor degene die het laatst aan de beurt is, ligt, als hij met verstand kiest en zijn leven ernstig opvat, een goed en vreugdevol leven klaar. Wie het eerst kiest, moet zich hoeden voor lichtzinnigheid, en wie het laatst kiest, voor moedeloosheid.’ Er ging voort: ‘Nadat de heraut zo gesproken had, snelde degene die het eerst aan de beurt was, terstond op de levenspatronen toe om de ergste tyrannie te grijpen. In zijn onbezonnenheid en hebzucht koos hij dat leven zonder het voldoende te hebben onderzocht, waardoor het hem ontging dat het lot aan dit leven het opeten van zijn eigen kinderen en nog andere gruwelen had verbonden. Maar toen hij het op zijn gemak bekeek, sloeg hij zich jammerend op de borst en betreurde zijn keuze waarmee hij de waarschuwingen van de heraut in de wind had geslagen. Toch gaf hij niet zichzelf de schuld van het onheil, maar het lot en de goden: hij zocht de schuld overal liever dan bij zichzelf. Hij was een van de mensen die uit de hemel waren gekomen. Hij had in zijn vorige bestaan in een goed geordende samenleving geleefd en was deugdzaam geweest uit gewoonte in plaats van uit liefde voor wijsheid. Men kan dan ook zeggen dat het grootste deel van de mensen die uit de hemel waren gekomen zich op deze manier liet misleiden, omdat ze ongeoefend waren in de beproevingen van het leven. Maar de meeste mensen die van onder de aarde waren gekomen en zelf vele beproevingen hadden doorstaan en om zich heen hadden gezien, maakten hun keuze niet overhaast. Hierdoor vond er meestal een verwisseling van goede en slechte omstandigheden plaats, mede door de wisselende kansen van het lot. Maar toch, als een mens telkens wanneer hij terugkeert naar het leven hier op aarde, altijd oprecht de wijsheid liefheeft en het lot hem niet als een van de laatste kiezers aanwijst, dan is hij zeer waarschijnlijk – zoals we uit de berichten mogen opmaken – niet alleen hier op aarde gelukkig, maar gaat ook zijn reis van hier naar gindse wereld en weer terug niet over een ruw pad onder de aarde, maar over een effen pad door de hemel. Het is de moeite waard het schouwspel te zien hoe ieder mens zijn eigen leven kiest’, zei Er.
Het was deerniswekkend om te zien, maar ook lachwekkend en verbazend dat de keuze voor het merendeel werd bepaald door gewoonten uit vorige levens. Hij zag degene die eens Orpheus was het leven van een zwaan kiezen uit haat tegen het vrouwelijk geslacht, want aangezien hij door vrouwen de dood had gevonden, wilde hij niet in een vrouw verwekt en geboren worden. Thamyras zag hij het leven van een nachtegaal kiezen, en een zwaan koos het leven van een mens, net als andere dieren die dicht bij de Muzen staan. Degene die het twintigste lot trok, koos het leven van een leeuw. Het was Ajax, de zoon van Telamoon, en hij vermeed het om als mens te worden geboren, omdat hij zich de toewijzing van de wapenrusting van Achilles herinnerde. De daarop volgende, Agamemnon, verruilde zijn leven voor dat van een adelaar, eveneens uit afkeer van het menselijk geslacht dat hem zo had doen lijden. Atlante had een van de middelste loten getrokken. Toen ze de grote eerbewijzen voor zich zag die een atleet te beurt vallen, kon ze daaraan geen weerstand bieden en ze nam dat leven. Daarna zag Er hoe Epeios, zoon van Panopeus, de aard aannam van een vrouw die bedreven is in schone kunsten. Helemaal achteraan, als een der laatsten, zag hij Thersitas, de komediant, die de gedaante van een aap aannam. En het kwam zo uit dat Odysseus het laatst van allemaal aan de beurt was om te kiezen. Door de herinnering aan vroegere beproevingen had hij zijn eerzucht laten vallen en zocht lange tijd naar het leven van een gewoon ambteloos burger. Met moeite vond hij het ergens op de grond, versmaad door alle anderen. En toen hij het zag, zei hij dat hij hetzelfde zou hebben gekozen als hij het eerste lot getrokken had, en hij koos het met blijdschap. Niet alleen veranderden dieren in mensen, ze veranderden ook in elkaar. Onrechtvaardige mensen veranderden in wilde dieren, en rechtvaardige in tamme, in allerlei combinaties.
Toen nu iedereen het volgende leven had gekozen, gingen ze in de volgorde waarin ze hun lot hadden getrokken naar Lachesis. Deze gaf aan ieder de godheid mee die hij had getrokken als bewaker voor zijn leven en als vervuller van zijn keuze. De godheid bracht het levende wezen eerst naar Klotho, vlak onder de hand waarmee ze de draaiing van de spinspoel gaande hield, om zo het gekozen levenslot te bevestigen. Vervolgens bracht de godheid het levende wezen naar de spinnende Atropos, en ze zorgde er zo voor dat de gesponnen draden niet meer waren terug te winden. Vandaar ging het levende wezen zonder zich om te keren langs de troon van Anangke. Toen het daar voorbij was, en ook de anderen daarlangs waren gekomen, trokken ze gezamenlijk naar de vlakte van Lethe (vergetelheid) door een verzengende en verstikkende hitte, want er stonden nergens bomen en er groeide niets. De zon ging al onder toen ze hun kamp opsloegen bij de rivier de Lethe, waarvan het water door geen enkel vat kon worden vastgehouden. Ze moesten allemaal een bepaalde hoeveelheid van het water drinken, maar sommigen die daarvoor niet door hun gezonde verstand werden behoed, dronken meer dan de toegemeten maat. En steeds als er iemand dronk, vergat hij alles. Toen ze in slaap waren gevallen en het middernacht was geworden, klonk er een donderslag en schokte de aarde. Plotseling werden ze vandaar in alle richtingen weggevoerd naar boven, hun geboorte tegemoet, net als verschietende sterren. Er zelf mocht niet van het water drinken. Langs welke weg en hoe hij in zijn lichaam terugkeerde, wist hij niet, maar plotseling opende hij de ogen en zag zichzelf bij het aanbreken van de dag op de brandstapel liggen.
En zo, Glaukoon, is dit verhaal bewaard gebleven. Het kan ons redden als we erin geloven. Dan zullen we de rivier de Lethe veilig oversteken en onszelf onbezoedeld bewaren.
Indien we vertrouwen hebben in wat ik zeg, beschouwen we de mens als onsterfelijk, en achten wij hem in staat alle goed en kwaad te verdragen. Wij zullen steeds de weg omhoog aanhouden en altijd en overal op intelligente wijze rechtvaardigheid betrachten. Zo zullen we bij onszelf en bij de goden bemind zijn, niet alleen hier op aarde, maar ook wanneer we onze beloning ontvangen, zoals de overwinnaars in een wedstrijd op hun ereronde geschenken in ontvangst nemen. Zo zal het ons hier en op de duizendjarige tocht, waarover we spraken, goed vergaan.
Uit: Platoon Verzameld Werk – deel 10 – Politeia
Voor Plato zie: Plato
Voor Dood en sterven zie: Dood en sterven