NIEUWE WEBSITE
Welkom bij de vernieuwde website van Ars Floreat.
Na ruim 21 jaar in het rood, houden we het voorlopig bij blauw. En dat is niet alles: de leesbaarheid op smartphones is gelukkig veel beter geworden en zo zijn er nog wel een paar dingen te ontdekken. Stel b.v. eens een vraag aan Plato, onze (AI) huisfilosoof, dat kan hier.
De komende tijd zijn we nog bezig met (vooral kleine) verbeteringen.
We hopen dat u er iets aan heeft.
Uit: Politeia
Wat is rechtvaardigheid?
De Politeia wordt veelal beschouwd als Plato’s belangrijkste werk en niet zelden wordt uitsluitend van dit werk kennis genomen in een poging om Plato’s ‘leer’ te leren kennen. In deze uitgave wordt ieder boek van de Politeia voorafgegaan door een vertaling van het commentaar op het betrokken boek van de hand van Marsilio Ficino (1433-1499). Het commentaar is opgedragen aan en gericht tot Lorenzo de’ Medici, die Ficino’s leerling is geweest. Marcilio Ficino was de eerste die het volledige werk van Plato in een Latijnse vertaling toegankelijk maakte voor de Westerse denkwereld. Zijn vertaling en zijn commentaren op Plato’s werk werden tot aan het einde van de achttiende eeuw als standaardwerken beschouwd.
Inleiding tot de Politeia
door Marsilio Ficino
opgedragen aan Lorenzo de’ Medici, een grootmoedig man
Het oog bestuurt de handen, het hoofd de voeten, de rede de gevoelens, de ziel het lichaam, onvergankelijkheid al het vergankelijke, stilstand beweging, eeuwigheid tijd, zo blijkt het bewegend leven beheerst te worden door een stil toekijken.
Het stille toekijken is het begin en het einde van handeling en kan beweging op ieder moment doen stoppen of beginnen. Kortom, het stille toekijken zorgt ervoor dat de lagere bewegingen en uiterlijke handelingen tot stilte kunnen komen, waardoor geleidelijk en bijna ongemerkt een naar binnen gerichte en stabiele beweging wordt bereikt. Evenzo worden door het stille toekijken van de Schepper zelf de hemelse en natuurlijke bewegingen en alle andere handelingen vanaf het begin tot het einde begeleid. Hierin onderscheidt Plato zich van andere staatkundige wetgevers, die een staat vooral op een menselijke manier proberen in te richten met handeling als het voornaamste doel. Plato namelijk volgt het scheppend principe en voert alle handelingen, individueel en universeel, terug op het stille toekijken. Hij gaat er vanuit dat een gemeenschap eerst meester over zichzelf moet zijn, alvorens zij meester kan zijn over de wereld.
Ook moeten wij niet bang zijn voor het begrip ‘gemeenschap’, maar het juist waarderen als het hemelse Jeruzalem, dat een aardse vorm heeft gekregen. In zo’n gemeenschap is de strijd om eigendom opgehouden en is alles volgens de natuurwet gemeenschappelijk; er is gemeenschappelijk bezit, een sterke eendracht en er is eensgezindheid. Daarom is er steeds de rust aanwezig voor een stil toekijken.
Plato heeft het beeld van een ideale gemeenschap weergegeven in tien boeken. Tien is van alle getallen het volmaaktste getal, omdat het in zich alle getallen bevat en er oneindig mee vermenigvuldigd kan worden. Meerdere malen verklaart hij in deze boeken – met name in het tweede – dat hij liever wil dat wij van de dialoog zeggen dat deze over rechtvaardigheid gaat dan over de gemeenschap.
Hiermee geeft hij, naar ik meen, aan dat iedere zaak en handeling – van de gemeenschap of van het individu – niet op rijkdom, macht of overwinning moet zijn gericht, maar op rechtvaardigheid. Die rechtvaardigheid zorgt ervoor dat de mensen uiteindelijk ongehinderd het waarachtige kunnen zoeken en zich aan God kunnen wijden, doordat verwarring en wedijver geen rol meer spelen. Onze Plato meent, dat dat stille toekijken en die zelfdiscipline het doel dienen te zijn van iedere gemeenschap. Dit is voor een individu op eigen kracht niet haalbaar, en evenmin voor een groep mensen die zonder wet en regels leeft. Maar een groep mensen die zich onder een gemeenschappelijke wet stelt, kan dit wel bereiken. Bovendien leren de dialogen Timaios en Kritias ons, dat er reeds voor de zondvloed bij de Grieken en Egyptenaren een ander Athene bestond. Het kende een rechtsstelsel dat uit wetten bestond die de godin Athene zelf heeft opgesteld, uitgevaardigd en onderwezen. Die staatsvorm beschrijft Plato in zijn Politeia. In de dialoog genaamd De Wetten beschrijft hij ons een staatsvorm die gegrondvest is op de wetgeving van Kreta, Sparta en het nieuwe Attica. Ook die wetgeving begint bij de Schepper als bron van alle beweging.
Om terzake te komen, ook in de Politeia laat hij de staatsvorm beginnen onder het gelukkige gesternte van een alomvattende en gerespecteerde goddelijke wijsheid en van het advies en de ervaring van een raad van ouden, en bovendien van een op religie steunend gevoel van rechtvaardigheid en eensgezindheid. Juist omdat het een uitgangspunt van rechtvaardigheid is dat de mens zijn belofte jegens God eerst inlost en vervolgens ieder het zijne geeft, begint Plato met het spreken over de individuele rechtvaardigheid om vervolgens op de publieke rechtvaardigheid over te gaan. Ge moet bedenken wat Plato hiermee wil aangeven. Wanneer we het moeten stellen zonder rechtvaardigheid, dat wil zeggen wanneer we onze verplichtingen jegens God en de mensen niet nakomen, wanneer we het moeten stellen zonder advies van een raad van ouden en zonder de zegen van goddelijke wijsheid, dan, zegt Plato, is het niet mogelijk een gemeenschap van het begin af aan goed op te zetten of goed te regeren.
Voor Politeia (pdf) zie: Plato – Politeia
Voor Plato zie: Hoofdpagina Plato